Konijn | |
---|---|
[[Bestand:|px]] | |
Naam | Konijn |
Latijn | Oryctolagus cuniculus |
Uiterlijke kenmerken | |
Kleur | Wilde konijnen hebben meestal een gruisbruine kleur of wildkleur. De buik is veel lichter van kleur dan de rug, vaak wit. Ook de onderkant van de staart en de poten is wit. |
Grootte | 35 tot 50 cm |
Huidtype | Vacht |
Andere kenmerken | |
Dieet | Hij leeft van een grote variatie aan plantaardig voedsel: grassen, kruiden, loten, knollen, bast en akkergewassen als graan en kool. |
Gedomesticeerd | ja |
Actief | In de schemer zijn ze actief |
Levensduur | Binnen een grote groep vormen zich kleinere groepjes, meestal bestaan die uit één tot vijf mannetjes en één tot zes vrouwtjes. Zo'n kleiner groepje heeft zijn eigen graasplek, die het meestal verdedigt tegen andere dieren. Binnen een groep heerst een rangorde, waarbij de dominante dieren de beste nesten krijgen, vlak bij het centrum van de kolonie. De jongen van dominante dieren staan later vaak ook hoog in de rangorde. |
Locatie | |
Habitat | Ze wonen in grote gangenstelsels, meestal gebouwd in hellingen. |
px | |
Taxonomische indeling | |
Rijk | Animalia |
Stam | Chordata (chordadieren) |
Klasse | Mammalia (zoogdieren) |
Orde | Lagomorpha (Haasachtigen) |
Familie | Leporidae (Hazen en Konijnen) |
Geslacht | Oryctolagus |
Oryctolagus cuniculus
De grootte van het konijn zit tussen die van de echte hazen en de fluithazen in. De achterpoten van het konijn zijn relatief veel korter dan die van de hazen, maar langer dan die van de fluithazen. De buik is veel lichter van kleur dan de rug, vaak wit van kleur. Ook de onderzijde van de staart en de poten is wit.