Panthera pardus
De luipaard is een grote, gespierde katachtige met korte, krachtige poten en een lange staart. Deis breed en een beetje rond van vorm met kleine, ronde oren. De snuit is middelgroot, met krachtige kaken en lange snorharen.
De vacht van een luipaard is bedekt met veel zwarte vlekken. Op het lichaam en het bovenbeen zijn deze vaak gegroepeerd met bruine vlekken in rozetten. Ook zijn er geheel zwarte, nietgegroepeerde vlekken, voornamelijk op de buik, kop en de onderpoten, maar ook op het lichaam. Ook de staart is gevlekt, van het begin tot het midden, maar aan het einde meer geringd. De meeste dieren zijn zandgeel of lichtbruin van kleur, maar de kleur kan zeer variëren, van bijna wit tot geheel zwart (de bekende zwarte panters). Veel zwarte dieren leven in Indonesië en in Afrikaanse hooglanden. De buik, keel en kin zijn wittig. De kleur en vachtlengte hangen af van de plaats waar ze leven, maar toch kunnen zwarte en gele luipaardjongen van dezelfde moeder zijn, want de kleur is niet erfelijk bepaald. De vachttekening biedt het dier camouflage, zodat het gemakkelijk onopgemerkt kan blijven. De oren zijn zwart aan de achterzijde met een opvallende witte tekening in het midden.
Mannelijke luipaarden kunnen een kop-romplengte van 130 tot 190 centimeter meter lang bereiken